e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Belfeld

Overzicht

Gevonden: 1933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boezeroen boezeroen: boezeroen (Belfeld, ... ) boezeroen [SGV (1914)] || boezeroen, blauwlinnen of katoenen (boeren)overhemd [boezeloen, bazeoren, bazzeroel] [N 23 (1964)] III-1-3
bom, spon spon: špon (Belfeld) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bont als apart kledingstuk vos: vos (Belfeld) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw slaan: buŋk ɛn blaouw gəslāgə (Belfeld) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte specht, specht specht: alleen in kandidaatsscriptie  s(j)pèch (Belfeld) specht (alg.) III-4-1
bontmantel bontjas: bonkjas (Belfeld) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boog boog: boͅ.ch (Belfeld) boog [RND] III-3-2
boom (alg.) boom: boum (Belfeld), boͅu̯m (Belfeld), buim (mv.): buim (Belfeld) boom [RND], [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard bongerd: bo.ŋərt (Belfeld) I-7
boomkruiper boomkruiper: alleen in kandidaatsscriptie  boumkroeper, boumkuuperke (Belfeld) boomkruiper III-4-1