e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Belfeld

Overzicht

Gevonden: 1933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
capuchon kopdoekje: kopdeukske (Belfeld) capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)] III-1-3
cavalier cavalier (fr.): caveljer (Belfeld) Cavelier [SGV (1914)] III-3-1
cement cement: sǝmɛnt (Belfeld) Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.] II-9
cementmortel specie: špēsi (Belfeld) Mortel, bestaande uit cement en zand. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(mortel)', '-(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37e; monogr.] II-9
cervelaatworst droogworst: drûûgwors (Belfeld) droogworst [N 06 (1960)] III-2-3
chagrijn verdriet: verdreet (Belfeld) chagrijn [SGV (1914)] III-1-4
chamotte chamotte: šamǫt (Belfeld) Mengsel van fijngemalen scherven dat soms aan de klei wordt toegevoegd om de structuur van de klei te verbeteren en het krimpen te verminderen. [N 49, 13a; monogr.] II-8
chamottemolen chamottekast: šamǫtǝkas (Belfeld) Toestel voor het verbrijzelen van scherven. Een kogelmolen bestaat uit een plaatstalen trommel, draaibaar om een horizontale as en ten dele gevuld met kogels van staal of steen die wordt gebruikt om harde stoffen te kneuzen en fijn te maken. De kollergang kenmerkt zich door twee verticaal geplaatste, ronde kantstenen of lopers die rondwentelen op een horizontale plaat, het doodsbed. Zie ook het lemma ɛkollergangɛ in wld II.3, pag. 165.' [N 49, 13b; monogr.] II-8
cichorei suikerij: sŏŏkerei (Belfeld) cichorei [SGV (1914)] III-2-3
cirkel, kring kring: kring (Belfeld), ring: rink (Belfeld) cirkel [SGV (1914)] || kring [SGV (1914)] III-4-4