18210 |
[jasje] |
stoep:
stuub (Q113b Benzenrade)
|
Hoe noemt men het kledingstuk van geheel of gedeeltelijk wollen stof, dat bij kouder weer en in de winter over de, in vraag 5 en 6 genoemde kledingsstukken in het werk wordt gedragen? Het heeft meestal een kraagje en revers (opgeslagen). Het zou in het Ne [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
23195 |
allerheiligen |
allerheiligen:
allerhéllege (Q113b Benzenrade)
|
Allerheiligen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
23196 |
allerzielen |
allerzielen:
aller ziele (Q113b Benzenrade)
|
Allerzielen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
25055 |
armvol |
armvol:
ənnə ermvəl höj (Q113b Benzenrade)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
slepen:
sjliep ə (Q113b Benzenrade)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)]
III-3-2
|
20147 |
baker |
hebamme (du.):
hevamme (Q113b Benzenrade),
wijsvrouw:
wiesvrouw (Q113b Benzenrade, ...
Q113b Benzenrade)
|
baker; ongediplomeerde (ervaren) vrouw die helpt bij bevalling [DC 12a (1943)] || baker; ongediplomeerde verzorgster van moeder en kind [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
18848 |
bangerik |
floeperd:
ənnə floepərt (Q113b Benzenrade)
|
bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blomə (Q113b Benzenrade)
|
bloemen [RND]
III-4-3
|
32326 |
bom, spon |
spon:
špon (Q113b Benzenrade)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
bom (Q113b Benzenrade)
|
boom [RND]
III-4-3
|