e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Berbroek

Overzicht

Gevonden: 1120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleine hoeveelheid eten greumeltje: grieëmelke (Berbroek) Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)] III-2-3
kleingeld kleingeld: klêêgelt (Berbroek) kleingeld [ZND 28 (1938)] III-3-1
klepel klepel: de kleppel van ne klok (Berbroek) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3
kletsoor klansoor: klanzūi̯ǝr (Berbroek) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kleurx kleur: kleer (Berbroek, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
kliekje overschot: everschot (Berbroek) Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)] III-2-3
klierziekte klieren: De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  kliere (Berbroek) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] III-1-2
klinknagel rivet: rǝvęt (Berbroek) Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.] II-11
klokhuis wrang: vraag (Berbroek) klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)] III-2-3
kluit aarde klot: klǫt (Berbroek) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8