34576 |
spaak |
platte speek:
(mv)
platǝ spęi̯kǝ (L429a Berg),
ronde speek:
(mv)
ronjǝ spęi̯kǝ (L429a Berg),
speek:
spęi̯k (L429a Berg),
speken:
spē.k (Q163p Berg),
spęi̯kǝ (L429a Berg)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32750 |
spade, spitschop |
schup:
šøp (Q163p Berg),
šø̜p (L429a Berg)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
33743 |
spanstokje |
streefpaal:
strē̜fpǭl (L429a Berg)
|
Stok of paaltje in de afrasteringsdraad waarmee men die draad spant. [N 14, 65]
I-8
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
spa.jə (Q163p Berg)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
døm (Q163p Berg),
dø̄m (Q163p Berg),
dēi̯ǝm (L429a Berg)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (Q163p Berg, ...
Q163p Berg)
|
spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
20165 |
spenen |
spenen:
spēnǝ (Q163p Berg)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
26360 |
spie |
spie/spij:
spi(i̯) (Q163p Berg)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
21373 |
spijbelen |
hagenschool:
hageschool (Q163p Berg)
|
Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)]
III-3-1
|
33133 |
spikken |
spikken:
spikǝ (Q163p Berg)
|
Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|