| 18086 |
jicht |
jicht:
jēͅX (Q163p Berg)
|
jicht [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
| 21914 |
jong dat pas kan vliegen |
pieper:
pipər (Q163p Berg),
vlug jong:
vløchjo.ŋk (Q163p Berg)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
| 22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
stoppelen:
stòpələ (Q163p Berg)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
| 21913 |
jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) |
stoppeljong:
stòpəljoŋ (Q163p Berg)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
| 24338 |
jong van een dier |
jongen (mv):
joŋǝn (L429a Berg)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]
I-11
|
| 34314 |
jong varken |
bag:
báx (Q163p Berg),
bagje:
bɛkskǝ (L429a Berg, ...
Q163p Berg),
varkentje:
vɛrkskǝ (L429a Berg)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
| 34551 |
jonge gans |
gansje:
gǫu̯skǝn (L429a Berg)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
| 34448 |
jonge geit |
lammetje:
lɛmkǝ (L429a Berg)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
| 34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L429a Berg, ...
Q163p Berg)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
| 20159 |
jongen |
lange:
langə (Q163p Berg),
lange kerel:
langə kjal (Q163p Berg)
|
grote (opgeschoten) jongen [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|