24265 |
vink |
boekvink:
boekvink (L192p Bergen)
|
Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
19602 |
vlaaischotel |
vlaaischotel:
flaaischóttel (L192p Bergen)
|
schaal, plat, om een vlaai op te dienen [flaaischottel] [N 07 (1961)]
III-2-1
|
24266 |
vlaamse gaai |
mekol:
maekol (L192p Bergen)
|
Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
21394 |
vlag |
vlag:
vlag (L192p Bergen)
|
vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
24457 |
vleermuis |
vleermuis:
vleermuus (L192p Bergen)
|
vleermuis [DC 40 (1965)]
III-4-2
|
20944 |
vlees |
vlees:
vleis (L192p Bergen)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
33114 |
vlegelknuppel, slaghout |
vlegel:
[vlegel] (L192p Bergen)
|
Het slaghout van de dorsvlegel is 50 à 60 cm lang en wat dikker dan het hout van de steel. Het is niet van het allerhardste hout gesneden, omdat het dan zou barsten bij het slaan op de grond; doorgaans is het van berkehout. Oorspronkelijk werd als benaming van dit "werkende deel" van het gereedschap de naam het geheel genomen, hier dus vlegel; we zagen dat ook bij de ''zeis'' (3.2.1) in aflevering I.3 en de ''zicht'' (4.3.1) in deze aflevering. Het regelmatig voorvoegsel ''vlegel(s)'' in ''vlegel(s)kop'' is niet in dit lemma opgenomen. Voor de fonetische documentatie van het woord(deel) [vlegel] en [vleger] zie het lemma ''dorsvlegel'' (6.1.8). Zie afbeelding 10, b. [N 14, 3c; JG 1a, 1b; L39, 13a; monogr.; add. uit N 14, 3e en 4]
I-4
|
33113 |
vlegelstok |
geerd:
gę̜rt (L192p Bergen)
|
De steel van de vlegel die de dorser in de hand houdt. De lengte van de steel "behoort van de kin van dorser tot de grond te reiken" (Goossens, Lic. Verh.), of, naar de zegsman van L 325: "is tweeēneenhalf maal de kop in lengte". Het regelmatig voorvoegsel vlegel(s)- is niet in dit lemma opgenomen. Zie afbeelding 10, a. [Goossens, Lic. Verh.]
I-4
|
33141 |
vleugels in de wanmolen |
vleugels:
vlø̄ǝgǝls (L192p Bergen)
|
De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24392 |
vlinder |
pannenvogel:
pannevogel (L192p Bergen),
vlinder:
vlendər (L192p Bergen),
vlinder (L192p Bergen)
|
vlinder [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|