34446 |
mannelijke geit |
bok:
buk (L265c Beringe)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
21271 |
markt |
markt:
mɛrət (L265c Beringe)
|
markt [RND]
III-3-1
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənés (L265c Beringe)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
26517 |
meelbak |
bakje:
bɛkskǝ (L265c Beringe)
|
De houten bak onderaan de meelpijp waaraan de te vullen meelzak wordt bevestigd. Zie ook afb. 83 en 84. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 24c; A 42A, 41; Sche 56; Vds 164; Jan 168; Coe 153; Grof 182; N D, 23; monogr.; A 42A, 40; N O, 24a; N D, 33]
II-3
|
26061 |
meelzolder |
eerste zolder:
iǝrstǝ zoldǝr (L265c Beringe),
meelzolder:
mę̄lzoldǝr (L265c Beringe)
|
De verdieping van de windmolen waar het meel wordt opgevangen. De meelzolder bevindt zich doorgaans onder de steenzolder. Het woordtype eerste zolder (l 265c) is van toepassing op de ɛmeelzolderɛ van een geïmporteerde Zaanse molen. Naast de steenzolder en de meelzolder is er in deze molen nog een derde zolder, namelijk die in de kop waar zich as en rondsel bevinden. Zie ook het lemma ɛgraanzolderɛ.' [N O, 27c; A 42A, 2; monogr.]
II-3
|
21273 |
meester |
meester:
mɛštər (L265c Beringe)
|
(school)meester [RND]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māxt (L265c Beringe),
māǝx (L265c Beringe)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
34237 |
melk |
melk:
męlǝk (L265c Beringe)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləgbo.ər (L265c Beringe)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24212 |
merel |
melder:
mélder (L265c Beringe),
mɛldər (L265c Beringe)
|
merel || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)]
III-4-1
|