e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beringe

Overzicht

Gevonden: 506
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoren zweerden: zwɛ̄rdǝ (Beringe) De vier schuine balken (twee lange en twee korte) die aan de uiteinden van de lange en korte spruit bevestigd zijn en deel uitmaken van de staart van de Hollandse molen. Zie ook afb. 25 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52d; N O, 29f add.; A 42A, 107; Sche 26] II-3
schrikken schrikken: sjrikke (Beringe) schrikken (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
schutter schutter: sjötər (Beringe) schutter [RND] III-3-2
schuurtje schuurtje: scheurke (Beringe), sjeurke (Beringe) schuurtje [DC 35 (1963)] III-2-1
sijs sijs: seͅi̯s (Beringe) sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
slaan slaan: bluŋg ɛm blōu gəsjlāgə (Beringe), boŋɛmblōu gəsjlāgə (Beringe) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
slachten slachten: šlǭxtǝ (Beringe) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slurpen slurpen: sjlurpe (Beringe), slurpe (Beringe) je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] III-2-3
snauwen, grauwen grauwelen: grauwele (Beringe), kijven: kieven (Beringe), knoteren: knoteren (Beringe), snauwen: sjnauwe (Beringe) grauwen: Je hoort hem de hele dag snauwen en - [DC 35 (1963)] || snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)] III-1-4
sneeuwx sneeuw: cf. VD D-N s.v. "Schnee  sjnĭĕjjə (Beringe) sneeuw [RND] III-4-4