22803 |
kermis |
kermis:
en kaermes (K358p Beringen),
keerremees (K358p Beringen),
kɛrmis (K358p Beringen),
mourgen est kèrmes (K358p Beringen)
|
kermis [GTRP (1980-1995)], [RND] || Kermis. [Willems (1885)] || Morgen is het kermis. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|
22817 |
kermismolen |
paardenmolen:
əm pjēͅrəmølə (K358p Beringen)
|
Een kermismolen. [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
22463 |
kermistent |
barak:
əm brak (K358p Beringen),
kermistent:
puntje onder de e van ker
ən kerməsteͅnt (K358p Beringen),
kraam:
ən krēͅəm (K358p Beringen)
|
Een kermistent. [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
22514 |
kermistent: danstent |
danstent:
ən dansteͅnt (K358p Beringen)
|
Een kermistent. [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
34077 |
kern |
kern:
kɛǝn (K358p Beringen)
|
Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15]
I-11
|
33537 |
kers, zoete soorten |
kers:
kers}* (K358p Beringen),
kiərs (K358p Beringen)
|
[ZND 01 (1922)]kers [ZND 01 (1922)]
I-7
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
kersmis (K358p Beringen)
|
Hoe vertaalt men in uw dialect: Kerstmis? [ZND 20 (1936)]
III-3-3
|
19545 |
ketsgereedschap |
ketser:
kɛtsər (K358p Beringen)
|
slagpen, stalen ~ en vuursteen in de tondeldoos te zamen (ketsgetuig) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
ketting[eg]:
kęteŋ[eg] (K358p Beringen),
wei[eg]:
wɛ̄[eg] (K358p Beringen)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
19496 |
keukenrek |
keukenrek:
keukenrek (K358p Beringen),
rek:
reͅk (K358p Beringen),
rɛk (K358p Beringen),
schapraai:
sxaprai̯ (K358p Beringen)
|
de plank waarop het keukengerief wordt gezet [ZND 32 (1939)] || een rek (plank waarop potten en pannen staan) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|