e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kietelen kierelen: kīrələ (Beringen), kietelen: kitələ (Beringen), kriebelen: krībələ (Beringen) kittelen [ZND 01 (1922)], [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
kieuwen kieuwen: ook in ZND 27, 084  kieuwen (Beringen) kieuwen ve vis [ZND 01 (1922)] III-4-2
kiezel, kiezelsteen kiezel: kizəl (Beringen) kiezel [ZND 01 (1922)] III-4-4
kikker kikvors: kekfoͅrs (Beringen), ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kikvors (Beringen), kwakvors: ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004  kwakvors (Beringen) kikvors [ZND 01 (1922)] || kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkerdril kikvorsendrek: kekvoͅrsəndrɛk (Beringen) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)drek, gedrek: kekvoͅrsəndrɛk (Beringen) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkervisje dikkop: dikkop (Beringen) kikkervisje [ZND 34 (1940)] III-4-2
kind (algemene benaming) kind: kind (Beringen), kint (Beringen, ... ) kind [ZND 08 (1925)] || kind (een - dopen) [ZND 23 (1937)] || kind; dat kind [ZND 01 (1922)] || kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)] III-2-2
kinderkleren kinderkleren: kendərklīr (Beringen), kindsdingen: kintsdiŋə (Beringen) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] III-1-3
kinderschort met mouwen jongvoordoek: jungvurring (Beringen), jüŋvø̄riŋ (Beringen), kindervoordoek: kennervurring (Beringen), kenərvø̄rəŋ (Beringen) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3