| 24539 |
kornoelje (alg.) |
kornoelje:
kərnuli (K358p Beringen),
kornoets:
kernoets (K358p Beringen)
|
kornoelje [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
| 21500 |
korporaal |
korporaal:
koppəraal (K358p Beringen),
korporaal (K358p Beringen)
|
korporaal [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
| 18604 |
korset |
korset (<fr.):
korse (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 20617 |
korst |
broodkorst:
verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.
brōedkorst (K358p Beringen)
|
eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)]
III-2-3
|
| 18361 |
kort onderrokje |
onderrokje:
onderrokske (K358p Beringen),
oͅndəroͅkskə (K358p Beringen)
|
onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18330 |
kort schortlint |
gatlint:
gatlentə (K358p Beringen),
gatlènte (K358p Beringen),
lint:
lente (K358p Beringen),
lentə (K358p Beringen)
|
linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18013 |
kortademig |
dempig:
daempix (K358p Beringen),
dempig (K358p Beringen)
|
dempig [ZND 01 (1922)] || hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
| 18287 |
korte broek |
korte broek:
hij draagt een korte brok (K358p Beringen),
kortə brok (K358p Beringen),
kortə brōk (K358p Beringen),
koͅrtəbrok (K358p Beringen)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
| 18216 |
korte laars |
get:
getten (K358p Beringen),
korte stevel:
korte stiebel (K358p Beringen),
kortə stībəls (K358p Beringen),
marcheerbot:
marsjeerbòtte (K358p Beringen),
maršērboͅtə (K358p Beringen)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
| 18600 |
korte onderbroek? |
caleon (fr.):
Calçon.
kalsə (K358p Beringen),
onderbroek:
onərbrok (K358p Beringen)
|
onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|