24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
leeg (K358p Beringen)
|
Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
18920 |
leegloper |
leegloper:
ook materiaal znd 30, 4
leegloeëper (K358p Beringen),
līxlūəpər (K358p Beringen)
|
leegloper [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24931 |
leem, pijpaarde |
leem:
ps. of letterlijk overnemen: li:\\m?
līəm (K358p Beringen)
|
leem [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
30186 |
leemspecie |
leem:
līǝm (K358p Beringen)
|
Het mengsel van leem, koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens-, paarde-, of mensenhaar, waarmee het vlechtwerk wordt dichtgepleisterd. Zie voor het woorddeel 'kleen-' in het woordtype 'kleenleem' (Q 18) ook het lemma 'Bepleisteren'. [N 4A, 53c; N 31, 45c; div.]
II-9
|
19365 |
leep, doortrapt |
leep:
lēp (K358p Beringen)
|
leep, doortrapt [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
30861 |
leest |
leest:
li-jǝst (K358p Beringen),
lę̄st (K358p Beringen)
|
De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.]
II-10
|
22749 |
leeuw |
leeuw:
li:əf (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
ne lieuw (K358p Beringen),
ne liihef (K358p Beringen),
ne līeëf (K358p Beringen)
|
leeuw [GTRP (1980-1995)] || Leeuw. [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)]
III-3-2
|
34067 |
lege eerste koe |
schot:
sxǫt (K358p Beringen)
|
Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.]
I-11
|
17815 |
leggen |
leggen:
laĕgge (K358p Beringen),
lɛgə (K358p Beringen)
|
leggen [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-1-2
|
33409 |
legnest |
hennennest:
henǝnęst (K358p Beringen)
|
Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25]
I-6
|