e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leverpastei leverpat: lēvəpá’tei (Beringen) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst leverworst: le:vərworst (Beringen), lē.vərwoͅrst (Beringen), lēvərworst (Beringen) beuling (leverworst) [ZND 01 (1922)] || leverworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
libel en waterjuffer kleermaker: kleermaker (Beringen), libel: libel (Beringen), waterjuffrouwtje: waterjuffroke (Beringen) waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)] III-4-2
liberaal liberaal: da’s ne liberaal (Beringen) Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lichaam lichaam: licha:m (Beringen), lichaam (Beringen) het lichaam [ZND 30 (1939)] || lichaam [ZND 01 (1922)] III-1-1
lichaamsvocht leewater: liwa:tər (Beringen) leewater [ZND 01 (1922)] III-1-2
lichtbonte koe bleke: blikǝ (Beringen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b] I-11
lichte klei solfergrond: sǫlfǝrgrǫnt (Beringen), zavel: zāvǝl (Beringen), zavelgrond: zāvǝlgront (Beringen) Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41] I-8
lichte nevel miststrepen: miststrepen.  meststrijəpə (Beringen) lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)] III-4-4
lichte overjas demi-saison (fr.): dəmiseͅsoͅn (Beringen), regenjas: rēgərjas (Beringen) herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)] III-1-3