34407 |
naar de ram brengen |
leiden:
lɛ̄.n (K358p Beringen)
|
Het vrouwelijk schaap laten bevruchten door de bok. [N 77, 33; N 77, 32; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
17848 |
naar huis gaan |
doorgaan:
no gon ig dor (K358p Beringen),
no gən ich dor (K358p Beringen),
naar huis gaan:
na gon ich no huis (K358p Beringen)
|
Wat zegt men in uw dialect? Nu ga ik naar huis. [ZND 48 (1954)]
III-1-2
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (K358p Beringen),
haar-eweg:
hār ǝwɛx (K358p Beringen)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hut:
hyt (K358p Beringen),
hut-ju:
hyt jy (K358p Beringen)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegaal (K358p Beringen),
nachtegâl (K358p Beringen)
|
nachtegaal [Willems (1885)], [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
18609 |
nachthemd |
nachthemd:
naxthøͅm (K358p Beringen),
slaapslip:
[trefw. vgl. 003: sl[p hemdslip.
sloͅpsløp (K358p Beringen)
|
nachthemd [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18608 |
nachtjapon |
nachtjak:
naxtjak (K358p Beringen),
slaapkleed:
sloͅpklijət (K358p Beringen),
slaaprobe (<fr.):
sloͅprobə (K358p Beringen)
|
nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)] || nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18607 |
nachtkleren |
slaapkleren:
sloəpklirə (K358p Beringen)
|
nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17842 |
nachtmerrie |
maar:
mār (K358p Beringen)
|
nachtmerrie [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
34179 |
nageboorte van de koe |
vuil:
vø̜̄.l (K358p Beringen),
vø̜̄l (K358p Beringen)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|