e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niet lusten niet moeten: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  mot (Beringen) lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)] III-2-3
niet meteen leegbloeden geraakt zijn: (het hart) es gǝrakt (Beringen) Soms bloedt een varken niet meteen leeg. omdat het niet goed gestoken is. Gevraagd was naar een uitdrukking voor dit niet meteen leegbloeden. Dit heeft voor het lemma tot gevolg gehad, dat er verschillende grammaticale categorieën te weten werkwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, voltooide deelwoorden en zinnetjes in voorkomen. Bij een aantal woordtypen is het varken het subject, bij andere is subject de slachter en bij de overige woordtypen is subject het bloed, de ader of het hart. Deze verdeling is in het lemma aangebracht. [N 28, 15; monogr.] II-1
niet passen niet passen: het klied past nie (Beringen) Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)] III-1-3
niet zindelijk slaat op "(--): onøtəx (Beringen, ... ), smerig: smērəx (Beringen) onzindelijk (bestaat er een woord met on- gevormd ?) [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
nijdnagel ijlwortel: elwortəl (Beringen), ijwortel: ēwoͅrtəl (Beringen), keiwortel: kɛiwortəl (Beringen) Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van van een vinger ? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel) [ZND 49 (1958)] || ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)] || nijdnagel (bijwas aan de vingernagel) [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
nijptang trektang: tręktaŋ (Beringen) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11
niknak niknak: Syst. Frings  neknak (Beringen), neͅknak (Beringen) Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)] III-2-3
niks waard niks waard: das niks wɛrt (Beringen) Dat is niets waard. [ZND 08 (1925)] III-3-1
nitraat nieterzout: nitǝrzā.t (Beringen) Zout van salpeterzuur. Deze stof gebruikt men eveneens ter bedwelming van de bijen. [N 63, 77c; JG 1a+1b; JG 2b-5, 10; monogr.] II-6
nok vorst: vǫrst (Beringen) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9