e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pet met opstaand bovenstuk klak: V.d. boeren.  klak (Beringen) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)] III-1-3
pet: algemeen klak: klak (Beringen, ... ), klak = voor mannen gewoonlijk met klep pots = jongelingen  klak (Beringen), koets: Geh. Beeringen (VII, 68).  koets (Beringen), pots: klak = voor mannen gewoonlijk met klep pots = jongelingen  pots (Beringen) klak, jongensmuts, gewoonlijk met den zin van vreemdsoortige of aardige klak || pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] || pet (hoofddeksel voor jongens) [ZND B1 (1940sq)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND] III-1-3
peterselie peterseler: pieterseler (Beringen), peterselie: peterselie (Beringen), petərsē.li (Beringen) [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] I-7
petroleumlamp lampe belge: boven de \' staat nog een ´; in combinatie is het geen fringsteken (van lampe- belse) is petrol-lamp  lambɛls (Beringen) lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
peul hool: hoal (Beringen), peul: pōlən (Beringen) de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] || groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)] III-2-3
peul, dop (znw) hoos: hoos (Beringen), hōs (Beringen), peul: pōlən (Beringen) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulen, doppen (ww.) hozen: hoozen (Beringen), peulen: pōlə (Beringen), pōlən (Beringen), schalen: sxoͅələ (Beringen) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] [ZND 40 (1942)] [ZND B2 (1940sq)] I-7
peulerwten sluimerwten: sleͅi̯.meͅtə (Beringen) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulvruchten afhalen de ranken afdoen: vermoedelijk werkwoord  de ring afdoen (Beringen), erwten plukken: erwte plukken (Beringen), peulen: po:lə (Beringen) bonen afhalen [ZND 01 (1922)] || de draden of randen van peulvruchten [N Q (1966)] || erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)] III-2-3
peulvruchten doppen erwten peulen: erwten peulen  eͅtə pōlən (Beringen), erwten schalen: ɛrtə sxoələ (Beringen) doppen, peulen (erwten of bonen uit de pel doen) [ZND B2 (1940sq)] || erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] III-2-3