28694 |
sikkel |
sikkel:
sekǝl (K358p Beringen),
zichel:
zexǝl (K358p Beringen),
zixǝl (K358p Beringen)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelsien:
appelsien (K358p Beringen)
|
sinaasappel [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33981 |
singel |
singel:
seŋǝl (K358p Beringen),
singelriem:
seŋǝlrīm (K358p Beringen)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
33993 |
singel voor de paardedeken |
singel:
seŋǝl (K358p Beringen)
|
Riem rond de buik van het paard die dient om de paardedeken op zijn plaats te houden. [N 13, 92]
I-10
|
22799 |
sint-maarten |
sinte-maarten:
of meiten??
sinte merten (K358p Beringen)
|
Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
23286 |
sint-pieter te rome |
sinte-pieter:
sinte pieter (K358p Beringen)
|
Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
19420 |
sintel |
sintel:
singels (K358p Beringen)
|
Hoe heten de aaneengeklonterde stukken as die in de kachel overblijven ? [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
šarloͅtə (K358p Beringen)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
18686 |
sjerp |
foulard (fr.):
volār (K358p Beringen),
lint:
lent (K358p Beringen),
sjerp:
šeͅrp (K358p Beringen)
|
sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slāt (K358p Beringen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|