32880 |
snede van het blad van de zeis |
snede:
snē (K358p Beringen),
waat:
wā.t (K358p Beringen)
|
De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.]
I-3
|
25192 |
sneeuwbui |
sneeuwbijs:
sneeuwbuien.
snijəfbeͅsə (K358p Beringen),
sneeuwbuig:
snigəvbøͅg (K358p Beringen)
|
sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
snigəvə (K358p Beringen),
snîêf (K358p Beringen),
sneeuw.
snijəf (K358p Beringen)
|
sneeuw [RND] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21237 |
sneltrein |
expres (<fr.):
⁄n expres (K358p Beringen)
|
Sneltrein. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
20590 |
snoepen |
sneuken:
snøkə (K358p Beringen)
|
snoepen [ZND B1 (1940sq)]
III-2-3
|
33996 |
snoer |
karwats:
kǝrwatš (K358p Beringen),
vier koorden:
vīr kōrǝ (K358p Beringen)
|
Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.]
I-10
|
17590 |
snuit |
snuit:
snø̜̄.t (K358p Beringen),
snø̜̄t (K358p Beringen)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b]
I-12, I-9
|
34612 |
snuit van de wagen |
snuit:
snø̜̄t (K358p Beringen)
|
De voorkant van de twee balken die samen de vork vormen, waartussen de dissel is bevestigd. [N 17, 44c; N G, 70g; JG 1d]
I-13
|
20664 |
soep |
sop:
Syst. Frings
soͅp (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
marmet (K358p Beringen),
marəmɛt (K358p Beringen)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|