e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuk onontgonnen grond braakland: braklant (Beringen), wildernis: wildǝrnis (Beringen) Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254] I-8
stuks -vee beesten: bistǝ (Beringen) Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2] I-11
suikerbiet biet: bit (Beringen), suikerbiert: suikerbiert (Beringen), suikerbiet: sø̜̄kǝrbīǝt (Beringen) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
t-vormige hoeve geleg: [geleg] (Beringen), stamhuis: stamhø̜̄s (Beringen), winning: [winning] (Beringen) Stal en schuren liggen achter elkaar; het woongedeelte staat hier dwars op en steekt aan beide zijden uit. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de T-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen, die aan het begin van het lemma bijeen staan, wordt verwezen naar het lemma "boederij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 4. [N 4A, 2b; monogr.] I-6
taai stuk vlees taai: tɛ vlīəs (Beringen) taai vlees [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
taart gteau (fr.): gateau (Beringen), Syst. Frings  gatō (Beringen, ... ) fijn gebak dat de huismoeders vooral ter gelegenheid van de kermis klaarmaken [ZND 48 (1954)] || Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)] III-2-3
tafel tafel: tōͅfəl (Beringen, ... ), tøfəl (Beringen) de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] || tafel [ZND 49 (1958)] III-2-1
tafelmes tafelmes: tōͅfəlmeͅs (Beringen), təfelmeͅs (Beringen) mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)] III-2-1
tak op ingezaaid land schutsmei: sxø.tsmęi̯ (Beringen) De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.] I-4
takkenbos, bussel hout mutsaard: møͅtsərt}* (Beringen), mutser: møͅtsər}* (Beringen), stekhout: stekhōt}* (Beringen) takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)] I-7