20758 |
uienpannenkoek |
flensje met ajuin:
Syst. Frings
flɛnskə mɛ jø͂ͅn (K358p Beringen)
|
Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33788 |
uier |
ouwer:
ūǝr (K358p Beringen),
uier:
øi̯ǝr (K358p Beringen),
øu̯ǝr (K358p Beringen),
ø̜̄r (K358p Beringen)
|
De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12
|
24260 |
uil |
uil:
ēül (K358p Beringen)
|
uil [Willems (1885)]
III-4-1
|
19652 |
uit de as gezeefde kolen |
kooltjes:
kulkes (K358p Beringen)
|
Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
33185 |
uiteen poten |
wijd vaneen:
wē̜i̯t vanīǝn (K358p Beringen)
|
De pootaardappelen verder uiteen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18b]
I-5
|
32709 |
uiteenploegen |
openslaan:
ūpǝslø̜n (K358p Beringen)
|
Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|
33716 |
uitgegraven dennenwortel |
dennenpost:
dęnǝpǫst (K358p Beringen)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|
34169 |
uitgeteld zijn |
om zijn van (de/haar) tijd:
om zijn van (de/haar) tijd (K358p Beringen)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
26705 |
uitgeveende grond |
turfkot:
tørfkot (K358p Beringen),
turfkuil:
tørfkø̜lǝ (mv.) (K358p Beringen)
|
Grond of plek waaruit het veen is weggehaald. [N 27, 18c]
II-4
|
17854 |
uitglijden |
uitritsen:
treͅtsə (K358p Beringen),
uitschampen:
ø͂ͅtsxampə (K358p Beringen)
|
uitglijden (b.v. over een aardappelschil) [ZND B2 (1940sq)]
III-1-2
|