id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17924 | verfrommelen | verkronkelen: verkrunkelen (Beringen) | (papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)] III-1-2 |
30272 | vergaring | gudden: gødǝn (Beringen) | De verbindingen of de raakvlakken tussen de uiteinden van de velgblokken. [N 17, 66; N G, 45c, monogr] I-13 |
24614 | vergeet-mij-nietje | vergeet-me-nietje: vergeet-me-nietje (Beringen) | vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)] III-4-3 |
19597 | vergiet | vergiet: vərgit (Beringen) | zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
33465 | verhoogd dakgedeelte boven een poort | verhoog: vǝrhȳx (Beringen) | Om de hoogte van een poort te vergroten kan men het dak erboven verhogen. De omvang van de dakverhoging kan van geval tot geval verschillen. De verhoging kan ook een apart zadeldak zijn, dwars op dat van de schuur of de stal. Zie ook afbeelding 22.b bij het lemma "terugwijkende dakrand" (4.2.1). [N 4A, 31] I-6 |
21399 | verkeren | vrijen: vrijen (Beringen) | vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] III-3-1 |
20367 | verkering hebben | vrijen: vrijen (Beringen) | vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] III-2-2 |
18001 | verkillen | verkleumen: vərklømən (Beringen), voos worden: vuwəs (Beringen) | killen (ongevoelig worden van de koude) [ZND B1 (1940sq)] || kleumen (inkrimpen v. de kou) [ZND 01 (1922)] III-1-2 |
18002 | verkleumd | bevroren: bevroren (Beringen), verstijfd: vərsteͅfd (Beringen) | hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] III-1-2 |
18074 | verkouden | verkoud: ge zout verkaad wərre (Beringen), ich zen verkaad (Beringen), ich zen verkaat (Beringen), ich zyn verkaad (Beringen), ig z`n verkaad (Beringen) | ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-2 |