33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
hoeve:
[hoeve] (K358p Beringen),
pachtgoed:
pāxt˲gut (K358p Beringen),
winning:
weneŋ (K358p Beringen)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
34057 |
geprimeerde stier |
geprimeerde stier:
gǝprimērdǝ stīr (K358p Beringen),
geprimeerde var:
gǝprimērdǝ vē̜r (K358p Beringen)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
grøͅmtə (K358p Beringen),
gəroemtə (K358p Beringen)
|
een geraamte [ZND B1 (1940sq)] || geraamte [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
klaar:
kle:r (K358p Beringen)
|
klaar [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
34240 |
geronnen melk |
geronnen melk:
gǝronǝ mɛlk (K358p Beringen)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
32979 |
gerst |
gerst:
gɛrst (K358p Beringen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
18312 |
geruite jurk |
geruiterd kleed:
gərootərd klieəd (K358p Beringen),
gərotərt kli-jət (K358p Beringen),
ruitjeskleed:
rèùtəkəsklieəd (K358p Beringen),
rø͂ͅtəkəsklīət (K358p Beringen)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
stiervaars:
stīrvi̯ē̜s (K358p Beringen),
vaars:
vi̯ɛ̄rs (K358p Beringen)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
33328 |
gesloten boerderijtype |
rondbouw:
rǫntbōu̯ (K358p Beringen)
|
De bouwdelen van dit boerderijtype omsluiten het erf aan alle vier de zijden; in Nederland wordt dit type wel de "Limburgse hoeve" genoemd. Voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken wordt verwezen naar het lemma "boerderij, algemeen"(1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 6. [N 4A, 4]
I-6
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
ram:
ram (K358p Beringen)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|