18194 |
paraplu |
paraplu:
ne paraplu (K358p Beringen),
ne parəpluu (K358p Beringen),
paraply (K358p Beringen),
parəply (K358p Beringen)
|
paraplu [N 23 (1964)], [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
21950 |
paren van de duiven |
paren:
pā.rə (K358p Beringen)
|
Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
23283 |
parochie |
parochie:
`kerkelijke gemeente`
perochie (K358p Beringen)
|
Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kuikje:
kø̜̄kskǝ (K358p Beringen),
tikje:
tikskǝ (K358p Beringen)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
23231 |
pasen |
pasen:
paasche valt laat (K358p Beringen),
paische velt laat (K358p Beringen)
|
Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
34046 |
pasgeboren kalf |
nuchter kalf:
nøxtǝrǝ [kalf] (K358p Beringen)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
18183 |
passen |
passen:
passe (K358p Beringen),
passən (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
pasǝ (K358p Beringen),
pasǝn (K358p Beringen)
|
Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)]
II-7, III-1-3
|
20749 |
pasteitje |
vid-tje:
Syst. Frings
vidēkə (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33561 |
pastinaak |
pastenaken:
pastenake (K358p Beringen),
peen:
pee-en (K358p Beringen),
pootbloem:
poeetbloem (K358p Beringen)
|
pastinaak [ZND 05 (1924)]
I-7
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pastoer (K358p Beringen),
pa’stu.ər (K358p Beringen)
|
pastoor [RND] || Pastoor. [ZND 14 (1926)]
III-3-3
|