18627 |
pet met opstaand bovenstuk |
klak:
V.d. boeren.
klak (K358p Beringen)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (K358p Beringen, ...
K358p Beringen,
K358p Beringen,
K358p Beringen),
klak = voor mannen gewoonlijk met klep pots = jongelingen
klak (K358p Beringen),
koets:
Geh. Beeringen (VII, 68).
koets (K358p Beringen),
pots:
klak = voor mannen gewoonlijk met klep pots = jongelingen
pots (K358p Beringen)
|
klak, jongensmuts, gewoonlijk met den zin van vreemdsoortige of aardige klak || pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] || pet (hoofddeksel voor jongens) [ZND B1 (1940sq)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
peterseler:
pieterseler (K358p Beringen),
peterselie:
peterselie (K358p Beringen),
petərsē.li (K358p Beringen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
19547 |
petroleumlamp |
lampe belge:
boven de \' staat nog een ´; in combinatie is het geen fringsteken (van lampe- belse) is petrol-lamp
lambɛls (K358p Beringen)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21063 |
peul |
hool:
hoal (K358p Beringen),
peul:
pōlən (K358p Beringen)
|
de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] || groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
hoos:
hoos (K358p Beringen),
hōs (K358p Beringen),
peul:
pōlən (K358p Beringen)
|
[Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
hozen:
hoozen (K358p Beringen),
peulen:
pōlə (K358p Beringen),
pōlən (K358p Beringen),
schalen:
sxoͅələ (K358p Beringen)
|
[Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] [ZND 40 (1942)] [ZND B2 (1940sq)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
sluimerwten:
sleͅi̯.meͅtə (K358p Beringen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
de ranken afdoen:
vermoedelijk werkwoord
de ring afdoen (K358p Beringen),
erwten plukken:
erwte plukken (K358p Beringen),
peulen:
po:lə (K358p Beringen)
|
bonen afhalen [ZND 01 (1922)] || de draden of randen van peulvruchten [N Q (1966)] || erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)]
III-2-3
|
20815 |
peulvruchten doppen |
erwten peulen:
erwten peulen
eͅtə pōlən (K358p Beringen),
erwten schalen:
ɛrtə sxoələ (K358p Beringen)
|
doppen, peulen (erwten of bonen uit de pel doen) [ZND B2 (1940sq)] || erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)]
III-2-3
|