23239 |
predikant |
predikant (<lat.):
[prizekant] ook gebruikt voor meisje, bruidje in de processie
prizəkant (K358p Beringen)
|
Meikever. Zijn er twee of meer namen? Welk is het verschil? [ZND 16 (1934)]
III-3-3
|
23238 |
predikant: dominee |
dominee (<lat.):
dominee (K358p Beringen)
|
Protestansch predikant. [ZND 14 (1926)]
III-3-3
|
21006 |
prei |
poor:
poor (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
pooər (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
pō.r (K358p Beringen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)]
I-7
|
20667 |
preisoep |
poorsoep:
Syst. Frings
pōrsoͅp (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22687 |
prent(je) |
beeld(je):
billeke (K358p Beringen),
biləkə (K358p Beringen),
bīeeldeke (K358p Beringen),
ö schuən beləkə (K358p Beringen),
prent:
print (K358p Beringen),
prentje:
prīnteke (K358p Beringen)
|
Beeldje. [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] || Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] || Prent. [Willems (1885)] || Prentje. [Willems (1885)]
III-3-2
|
23307 |
priestersteek met ronde luifel |
pastoorshoed:
pasturshut (K358p Beringen),
pastùrshut (K358p Beringen)
|
priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)]
III-3-3
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
pr^ɛ.zə (K358p Beringen),
praes (K358p Beringen)
|
Prijzen (mv). [Willems (1885)] || prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pekdrǫwǝt (K358p Beringen),
pinnetjesdraad:
penǝkǝsdroi̯t (K358p Beringen),
pinǝkǝnsdrǭt (K358p Beringen)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
dop:
dop (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
nən dòp (K358p Beringen)
|
Een priktol (werptol). [ZND B1 (1940sq)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
hè profiteerde van de occazie (K358p Beringen)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|