e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Berverlo

Overzicht

Gevonden: 1454
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor het kuiken tsjiep, tsjiep: tšīp, tšīp (Berverlo) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus: kuš (Berverlo), kuus, kuus: kuš, kuš (Berverlo) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lem, lem, lem: lɛm, lɛm, lɛm (Berverlo) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap lem, lem, lem: lɛm, lɛm, lɛm (Berverlo) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12
roepwoord om de klokhen te lokken kloek, kloek, kloek: kluk, kluk, kluk (Berverlo) [N 19, 44c; A 6, 2c] I-12
roepwoord voor de jonge geit mieke, mieke: mikǝ, mikǝ (Berverlo) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
rogge koren: [koren] (Berverlo), rog(ge): rǫgǝ (Berverlo) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
rol, cylinder boom: būǝm (Berverlo) Het rollend gedeelte van de landrol. [JG 1a; N 11A, 184a; monogr.] I-2
rollen wellen: wɛlǝ (Berverlo) Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-2
rond gat boven in de schuurgevel luchtkot: løxtkǫt (Berverlo), luchtvenster: lø̜xt˲vɛnstǝr (Berverlo) Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153] I-6