e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koster koster: de kəster (Beverlo), də kəstər (Beverlo), köster (Beverlo), köstər (Beverlo) koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kostganger logeur (<fr.): logeur (Beverlo) een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] III-3-1
kotelet schouder: schaar (Beverlo) schouderstuk (bij varken) III-2-3
kotelet, ribstuk karbonade: kèremenooj (Beverlo), kərmənōjə (Beverlo), Syst. Frings  karbənōͅi̯ (Beverlo), kotelet: koͅteleͅtə (Beverlo), Verklw. kortlètteke  kortlèt (Beverlo) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || karbonade || karbonaden [Goossens 1b (1960)] || kotelet || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud, mistig en somber weer mistig (weer): mistig weer.  mestex wēr (Beverlo), mistig.  mestex (Beverlo) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] III-4-4
koude drukte maken veel beslag maken: veuel beslaog maoke (Beverlo), veul beslaog maoken (Beverlo) veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4
koude mist koude mist: koude mist.  kà mest (Beverlo) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude noordenwind: koude noordenwind.  kowə nōrdəwend (Beverlo) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
kous: algemeen kous: kaas (Beverlo, ... ), kas (Beverlo), kās (Beverlo), n kousen]: kaas (Beverlo), kas (Beverlo) kous || kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || kous, kousen (mv.) [ZND A1 (1940sq)], [ZND B1 (1940sq)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] III-1-3
kousenband kousband: kaasband (Beverlo), kasbant (Beverlo), kousenband: kāsəbant (Beverlo) kousenband [ZND B1 (1940sq)] || kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3