20662 |
peulvruchten afhalen |
de ranken afdoen:
də ránk ávdun (K318p Beverlo),
ranken:
ránkə (K318p Beverlo)
|
de draden of randen van peulvruchten [N Q (1966)] || erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)]
III-2-3
|
20815 |
peulvruchten doppen |
peulen:
po.lə (K318p Beverlo),
poole (K318p Beverlo),
pø̄lə (K318p Beverlo)
|
doppen, peulen (erwten of bonen uit de pel doen) [ZND B2 (1940sq)] || erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] || pellen (van erwten)
III-2-3
|
18806 |
piekeren |
dubben:
hij zaot do alted te dubben (K318p Beverlo),
speculeren:
spikeleere (K318p Beverlo)
|
hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)] || peinzen
III-1-4
|
22424 |
pijl |
pijl:
pê"l (K318p Beverlo)
|
Pijl (projectiel).
III-3-2
|
22937 |
pijl add. |
beit:
Geh. Beverloo. (t Daghet in den Oosten XI, 49)
beit (K318p Beverlo)
|
Stompe pijl.
III-3-2
|
17991 |
pijn |
pijn:
pê"n (K318p Beverlo),
zeer:
zie"r (K318p Beverlo)
|
pijn
III-1-2
|
18642 |
pijpjesmuts? |
pijpjesmuts:
Pijpjesmuts: om het even welke muts met veel pijpjes in de krans.
peͅpkəsmøͅts (K318p Beverlo)
|
pijpjesmuts, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18162 |
pil |
pil:
pel (K318p Beverlo)
|
pil [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
22365 |
pinkelen |
kiskassen:
keskasə (K318p Beverlo),
kist`m, kast`m, loreast`m:
065b: geen speciale naam
kist`m, kast`m, loreast`m (K318p Beverlo),
klinken:
klenkə (K318p Beverlo)
|
Hoe heet het kinderspel, waarbij een stokje, aan beide einden gescherpt, met een andere langere stok eerst omhoog en dan weggeslagen wordt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
22366 |
pinkelhoutje |
klink:
kleͅnk (K318p Beverlo)
|
Hoe heet het kleine stokje uit 65a dat wegvliegt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|