e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raad raad: rood (Beverlo) raad (voorlichting, bestuur) III-1-4
raadsel geraadsel: grōtsel (Beverlo) raadsel III-1-4
raadsel(tje) geraadsel(tje): ə grətsəl (Beverlo), Ich kost-t grötselke ni-j grooje.  grötsel (Beverlo) Een raadsel. [ZND B1 (1940sq)] || Raadsel. III-3-2
raar, vreemd aardig: Beverlo Wb. nog nakijken  ōreg (Beverlo), cf. VD s.v. "aardig"4. (gew.) zonderling, ongewoon, eigenaardig  oreg (Beverlo), ook materiaal znd 19a, 003  aurig (Beverlo), ərrəg (Beverlo), curieus: kerjeus (Beverlo), raar: roor (Beverlo), vreemd: vrumd (Beverlo) eigenaardig || eigenaardig, niet mooi || raar || vreemd || zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)] III-1-4
raden geraden: grooje (Beverlo) raden III-1-4
radijs radijs: radêəs (Beverlo) radijs I-7
ragebol spinnenborstel: spenəbəsəl (Beverlo), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  spinnebosjel (Beverlo) raagbol || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] III-2-1
rammelaar rammeltje: De klène gùjde gedurig-oon het rammelke ùp-e grùnd.  rammelke (Beverlo), rijder: rēͅər (Beverlo) Rammelaar (speelgoed). || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1, III-3-2
rand van een hoed rand: rand van den hoed (Beverlo), rant (Beverlo) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
ranzig bedorven: bedör"ve (Beverlo), garst: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  gest (Beverlo), garstig: gèsteg (Beverlo), sterk: de booter war stèrk  stèrk (Beverlo) garstig [ZND 23 (1937)] || rans III-2-3