19112 |
een lastig karakter hebbend |
kregel:
heͅs krekəl (K318p Beverlo),
niet gemakkelijk:
heͅs ni gəmeͅkələk (K318p Beverlo)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
een vies gezicht trekken:
e vies gezicht trekke (K318p Beverlo)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
18273 |
een paar schoenen |
een paar schoenen:
ə paor schoenə (K318p Beverlo),
ə pōͅr sXunə (K318p Beverlo)
|
schoenen, paar ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18337 |
een paar sokken |
een paar sokken:
paor zŏĕken (K318p Beverlo),
un pōͅr zukən (K318p Beverlo)
|
kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18077 |
een verkoudheid hebben |
een kou hebben:
ich hem ne kaa up de boist (K318p Beverlo),
ig hem ne kaa op mən boist (K318p Beverlo)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
17709 |
een wind laten |
veesten:
veeste (K318p Beverlo)
|
poepen
III-1-1
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
in geen goed vel zitten:
i gi goe vèl zitte (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo)
|
ziekelijk
III-1-2
|
21517 |
eenzaam |
alleen:
aleͅ[ə}n (K318p Beverlo),
allieën (K318p Beverlo)
|
het huis ligt zo eenzaam, zo afgelegen [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
19119 |
eer |
eer:
ie"r (K318p Beverlo)
|
eer (roem)
III-1-4
|
21568 |
eerder te weinig dan te veel gemeten |
kree gewaagd:
da⁄s kree gewogen (K318p Beverlo),
kree gewogen:
das krē gəwogə (K318p Beverlo),
scherp gewogen:
da⁄s scherp gewogen (K318p Beverlo)
|
Hoe zegt men als een winkelier eerder te weinig dan te veel meet of weegt? Vertaal: Dat is ... gemeten, gewogen. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|