18724 |
kammen |
kammen:
kammə (K318p Beverlo)
|
kammen (ww.) [ZND A1 (1940sq)]
III-1-3
|
21173 |
kanaal |
vaart:
ən vo͂ͅrt (K318p Beverlo)
|
een vaart [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
19578 |
kandelaar |
kandelaar:
kendeleer (K318p Beverlo),
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
kanlê\"r (K318p Beverlo),
Uitspr.: \"ei\"= \"è\".
kenneleir (K318p Beverlo)
|
kandelaar || Kandelaar. Hoe heet een kandelaar, zoals er vroeger langs beide zijden op de schoorsteen stonden ? [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
20625 |
kandijsuiker |
borstsuiker:
bosjsûîker (K318p Beverlo)
|
kandijsuiker
III-2-3
|
18677 |
kap van een lange schoudermantel |
kap:
kap (K318p Beverlo)
|
kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23272 |
kapelaan |
kapelaan:
kabəlōͅn (K318p Beverlo)
|
Hoe noemt men de priester (of de priesters) die de pastoor helpen de parochie bedienen (Fr. vicaire)? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
18293 |
kapmantel |
caban (fr.):
keboa (K318p Beverlo),
kapmantel:
kapmantel (K318p Beverlo),
kapmantəl (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo),
ZND35,011b: Bij oude vrouwen (boeren).
nə kapmantəl (K318p Beverlo),
ZND35,011b: n Tiental oude vrouwkens uit den minderen stand.
ne kapmantel (K318p Beverlo)
|
caban || een kapmantel (ruime vrouwenmantel die meestal gedragen werd om naar de kerk te gaan) [ZND 35 (1941)] || kapmantel, grote zwarte ~, zeer ruime aan de hals gerimpelde cape die tot de voeten reikt en voorzien is van een grote muts [mantielie] [N 25 (1964)] || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18691 |
kapotjas |
kapot (<fr.):
waren voornamelijk de lange mantel die de soldaten droegen
kapot (K318p Beverlo),
kapotjas (<fr.):
waren voornamelijk de lange mantel die de soldaten droegen
kapotjas (K318p Beverlo)
|
kapotjas, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18646 |
kaproen |
kaproen:
Een kaalhoofd gebruikte dit vel met haar op.
kaprøͅyn (K318p Beverlo),
Pruik.
kaprø̄n (K318p Beverlo)
|
kapruin, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19483 |
kapstok |
kapstok:
kapstoͅk (K318p Beverlo)
|
kapstok [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|