17544 |
klein persoon |
kleine, een -:
t es ne klenne (K318p Beverlo)
|
klein van gestalte [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17756 |
kleine neus |
klein neusje:
klèn nuske (K318p Beverlo)
|
een klein neusje [ZND 39 (1942)]
III-1-1
|
21338 |
kleingeld |
kleingeld:
klèigeld (K318p Beverlo)
|
kleingeld [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
18626 |
klep (van pet) |
klep:
klep (K318p Beverlo),
b.v. de klip van-e klak.
klip (K318p Beverlo),
Klip.
klep (K318p Beverlo)
|
klep (deel van hoofddeksel) || klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18200 |
klepbroek |
broek met een valdeur:
brùk mi ön valdeur (K318p Beverlo)
|
valbroek
III-1-3
|
23215 |
klepel |
slinger:
de slinger van de klok (K318p Beverlo)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
21353 |
kletsen |
babbelen:
Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.
babələ (K318p Beverlo),
raisonneren (<fr.):
Van Dale: raisonneren (<Fr.), (gew.) 1. redeneren; verstandelijk betogen; -2. praten, zich onderhouden.
risonneeren (K318p Beverlo),
zeveren:
Van Dale: zeveren, (gew.), 2. flauwe praat verkopen; -zaniken.
zieveren (K318p Beverlo)
|
praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
klieren in zijnen hals (K318p Beverlo)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
17893 |
klieven |
scheiden:
schaaje (K318p Beverlo)
|
scheiden
III-1-2
|