e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schijf braadspek braai: brōͅi (Beverlo), spekbraai: spekbrôi (Beverlo), Syst. Frings  speͅk˂brōͅi̯ (Beverlo) schijf braadspek [Goossens 2c (1963)] || Stuk gebraden spek (spekbraoj, braoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
schilmesje, aardappelmesje patattenmes: pətɛtəmɛs (Beverlo) mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)] III-2-1
schimmel (plantje) schimmel: schummel (Beverlo) schimmel III-4-3
schip schip: sxip (Beverlo), ə sxep, twijə sxēp (Beverlo), ə sxējəp (Beverlo) een schip, twee schepen [ZND A2 (1940sq)] || schip [RND] III-3-1
schipper schipper: sxipər (Beverlo) schipper [RND] III-3-1
schoeisel t leer]: schoeisel (Beverlo), sXujsəl (Beverlo) schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)] III-1-3
schoen: algemeen schoen: schoen (Beverlo), sXun (Beverlo) schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)] III-1-3
schoenlepel schoenaantrekker: schoenaantrekker (Beverlo, ... ) schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)] III-1-3
schoensmeer schoenblink: schūnbleŋk (Beverlo), sxūnbleŋk (Beverlo) schoensmeer [ZND B1 (1940sq)] III-1-3, III-2-1
schoenveter nestel: neͅsəl (Beverlo), nèsel (Beverlo), schoennestel: schoennestel (Beverlo), schoennèsel (Beverlo), sXuneͅstəl (Beverlo) nestel || nestel (van een schoen) [ZND B1 (1940sq)] || schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)] III-1-3