e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slank opgeschoten: ùpgeschoote (Beverlo), periculeus: prèkeleus (Beverlo), teer: tie"r (Beverlo) slank || teder, teer (tenger) III-1-1
slappe koffie palut: palut (Beverlo), zwadder: Syst. Frings  zwádər (Beverlo) prettel van koffie || Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] III-2-3
slappe vilten hoed deukhoed: døkhut (Beverlo), gleufhoed: (kleufhoed) [sic]  kløfhut (Beverlo), NB p. 129 KLOOF kleuf.  kleufhoed (Beverlo) gleufhoed || hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] III-1-3
slecht mens, slechte kerel crapule (fr.): krapul (Beverlo), gemene kadee: meer op zedelijk gebied gebruikt  ne gemèëne kadee (Beverlo), gemene mens: meer op zedelijk gebied gebruikt  ne gemèëne mens (Beverlo), rebut (fr.): rebuu (Beverlo), vagebond: ne vaageboend (Beverlo), voyou (fr.): nə vajű (Beverlo) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] || uitschot III-1-4
slechte kaart(en) vuile kaart: Sub minderwaardig.  ön vûîl koart (Beverlo) Een minderwaardige kaart. III-3-2
slee ijsstoel: nen eistoel (Beverlo), nen eiəstoel (Beverlo), ê"sstoel (Beverlo, ... ), slede: ən slet (Beverlo) Een slede (waarmee de kinderen op het ijs rijden). [ZND 31 (1939)] || Een slede (waarmee de kinderen op het ijs varen). [ZND B1 (1940sq)] || IJsslede. || Prikslee. III-3-2
slenteren slenteren: sleͅntərə (Beverlo, ... ) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] III-1-2
slepen slepen: slēͅjəpə (Beverlo) slepen [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
sleutel sleutel: slø&#x0304təl (Beverlo) sleutel [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
sleutelbloem sleutelbloem: -  sleutelbloem (Beverlo) sleutelbloem [ZND 34 (1940)] III-4-3