e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuifsneeuw fijne sneeuw: fijne sneeuw.  fēͅnə sniəf (Beverlo) fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)] III-4-4
stuipen stuipen: B.v. Hè kreeg de stûîpe va schrik.  stûîpe (Beverlo), stuipjes: støpkəs (Beverlo) stuipen || stuipen (kinderziekte) [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
stuiven van droog zand of stof stuiven: stieven.  stivə (Beverlo), Vb. de zand stiefde i mèn oeëge (het zand stoof in mijn ogen).  stieve (Beverlo) beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven III-4-4
suiker suiker: sûîker (Beverlo) suiker III-2-3
suizen van de oren fluiten: men oeëre fluite (Beverlo) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
sukkelen kwalsteren: B.v. Blê"ve kwalstere: blijven sukkelen met de gezondheid.  kwalstere (Beverlo), sukkelen: B.v. Blê"ve sùkkele: blijven sukkelen met de gezondheid.  sùkkele (Beverlo) sukkelen III-1-2
taai stuk vlees taai: tāi̯ vliəs (Beverlo) taai vlees [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
tabak toebak: tùbak (Beverlo) tabak III-2-3
tabakspot tabakspot: tabakspot (Beverlo) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
tabakspruim rolletje sjiek: rolleke sik (Beverlo), sjiek: sik (Beverlo), sik (tùbak) (Beverlo), sjik (Beverlo) pruim (stukje tabak) || roltabak III-2-3