e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trui bloes: bloes (Beverlo), vareuse (fr.): vereus (Beverlo), nu  vərøs (Beverlo), wollen wambuis: wollen wames (Beverlo) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui (kledingstuk) || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] III-1-3
tuberculose tering: tiring (Beverlo) tering III-1-2
tuinhuisje zomerhuisje: zōmərhøskə (Beverlo) zomerhuisje (in de tuin) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
tuinkervel kelver: køͅləvər (Beverlo), kervel: kèrəvel (Beverlo) [Goossens 1b (1960)]kervel I-7
tuinman, boomkweker boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bu.mkwekər (Beverlo) [RND 07] I-7
tuit tuit: tø&#x0304t (Beverlo), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  teut (Beverlo) tuit || tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
tweede luiden voor de mis het kwartier luiden: ət katīr løət (Beverlo), trekken: treͅkə (Beverlo), ⁄t trekt (Beverlo) Kleppen (de 2 maal luiden voor de H. mis). [ZND B2 (1940sq)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3
tweeling tweeling: tweͅliŋ (Beverlo), twèling (Beverlo), twê"ling (Beverlo) tweeling [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
twijg, jonge tak roede: rùj (Beverlo), wis: wis (Beverlo) teen, twijg III-4-3
ui, ajuin djuin: djuin (Beverlo), djø̄.n (Beverlo), djø͂ͅn (Beverlo), djûîn (Beverlo), djûîn, jûîn (Beverlo), dzjeun (Beverlo), juin: jûîn (Beverlo), sjarlot: sjerlot (Beverlo) ajuin || ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] || een ajuin [ZND B2 (1940sq)] || ui I-7