20188 |
leven (zn) |
leven:
lèvə (Q072p Beverst)
|
leven; op het einde van zijn leven [ZND 34]
III-2-2
|
17697 |
lever |
lever:
lēͅvər (Q072p Beverst),
lē̜vǝr (Q072p Beverst)
|
Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c] || lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
I-11, III-1-1
|
21002 |
leverpastei |
pat:
pā.teͅi̯ (Q072p Beverst)
|
fijn gehakte, gekookte, gekruide en in een vorm gegoten lever [Goossens 1a (1955)]
III-2-3
|
20514 |
leverworst |
witte worst:
witə woͅs (Q072p Beverst)
|
leverworst [Goossens 1a (1955)]
III-2-3
|
21506 |
liberaal |
liberaal:
’t es n libberoal (Q072p Beverst)
|
Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17540 |
lichaam |
lijf:
leͅiəf (Q072p Beverst),
lijf (Q072p Beverst),
lè-f (Q072p Beverst)
|
het lichaam [ZND 30 (1939)] || het lijf [ZND 30 (1939)] || lichaam [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17971 |
lichaamskracht |
kracht:
krāx (Q072p Beverst, ...
Q072p Beverst)
|
lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-2, III-1-4
|
18084 |
lichaamsvocht |
leewater:
lejwoͅtər (Q072p Beverst)
|
lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34032 |
lichtbonte koe |
bleekwit:
blēǝkwi (Q072p Beverst)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b]
I-11
|
33677 |
lichte klei |
zavelgrond:
zǭvǝlgrǫnt (Q072p Beverst)
|
Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41]
I-8
|