34246 |
melkafromer |
afromer:
ōfrou̯mǝr (Q072p Beverst),
ǭfrēi̯mǝr (Q072p Beverst),
draaivat:
drɛ̄.vō.t (Q072p Beverst)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
miləgbu:r (Q072p Beverst)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24808 |
melkdistel |
dauwdissel:
doudissel (Q072p Beverst),
dōedissel (Q072p Beverst),
dauwdistel:
doudissel (Q072p Beverst, ...
Q072p Beverst),
doͅu̯destəl (Q072p Beverst)
|
[ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
mɛlkǝ (Q072p Beverst)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
veulenstanden:
vīǝ.lǝstā.n (Q072p Beverst)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kāvǝrtān (Q072p Beverst)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34129 |
melkkoe |
melkbeest:
mǫlkbeǝs (Q072p Beverst)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34386 |
melkschaap |
melkschaap:
męlkšoǝp (Q072p Beverst)
|
Schaap van een ras dat vooral goed is voor de melk. [N 77, 1f; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mø̄lkspigǝl (Q072p Beverst)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
møͅləktān (Q072p Beverst)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|