17609 |
neus (spotnamen) |
kaarsendomper:
kāsəndumpər (Q072p Beverst),
snuit:
snoͅut (Q072p Beverst),
snūt (Q072p Beverst)
|
neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17614 |
neusgaten |
neuskotten:
nōͅskutər (Q072p Beverst)
|
neus: neusgaten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34222 |
neusklem |
ring:
ręŋk (Q072p Beverst)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
33930 |
neusriem |
naasriem:
nǭsrī.m (Q072p Beverst),
snuitriem:
snǭ.trī.m (Q072p Beverst)
|
Leren riempje van de halster dat over de neus van het paard loopt. [JG 1a] || Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23]
I-10
|
17613 |
neusvleugel |
neusvleugel:
nēͅsvlèjgəl (Q072p Beverst)
|
neusvleugel [N 10b (1961)]
III-1-1
|
20482 |
nicht |
nicht:
nicht (Q072p Beverst)
|
nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
17698 |
nier |
nier:
nīr (Q072p Beverst),
nīər (Q072p Beverst)
|
een nier [ZND A2 (1940sq)] || nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34265 |
nieren |
nieren:
nīrǝ (Q072p Beverst)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|
26704 |
niet afgegraven hoogveen |
reenvoor:
rɛjǝnvoǝr (Q072p Beverst)
|
Echt hoogveen is beperkt tot een paar gebieden in Nederland. Een aantal opgaven duidt zeker niet op hoogveen maar op een bepaalde grond waar het mogelijk is turf te steken. [N 27,18b]
II-4
|
34153 |
niet behouden |
herlopen (ww.):
hęrloǝpǝ (Q072p Beverst),
niet behouden:
ne bǝhājǝ (Q072p Beverst)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|