e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niet drachtig muntig: mentex (Beverst) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
niet lekker vinden niet hoeven: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  hoef (Beverst) lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)] III-2-3
niet meteen leegbloeden niet schieten: (het bloed) šet nī (Beverst) Soms bloedt een varken niet meteen leeg. omdat het niet goed gestoken is. Gevraagd was naar een uitdrukking voor dit niet meteen leegbloeden. Dit heeft voor het lemma tot gevolg gehad, dat er verschillende grammaticale categorieën te weten werkwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, voltooide deelwoorden en zinnetjes in voorkomen. Bij een aantal woordtypen is het varken het subject, bij andere is subject de slachter en bij de overige woordtypen is subject het bloed, de ader of het hart. Deze verdeling is in het lemma aangebracht. [N 28, 15; monogr.] II-1
niet of niet goed voren het mest stroopt: hǝt męst strei̯.pt (Beverst), stropen: strei̯pǝ (Beverst) Aan het begin van een nieuwe voor kan het gebeuren - vooral als men de ploegstaart niet stevig vasthoudt - dat de ploeg niet of moeilijk de grond in wil: het ploeglichaam trekt een streep over de harde voor of pakt deze slechts ten dele. Een ploeg voort niet goed, als hij - niet goed afgesteld zijnde - te veel of te weinig grond grijpt of de losgeploegde aarde te hoog opwerpt. Er ontstaan evenmin mooie voren, als er kweekgras, onverteerde mest e.d. in het om te ploegen land zitten en als er zich mest vastzet aan de ploegschei. [JG 1a; N 11A, 124c; monogr.] I-1
niks waard niks waard: des niks wiɛ͂d (Beverst), niks wiet (Beverst) Dat is niets waard. [ZND 08 (1925)] || Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
nitraat nieterzout: nitǝrzã.t (Beverst) Zout van salpeterzuur. Deze stof gebruikt men eveneens ter bedwelming van de bijen. [N 63, 77c; JG 1a+1b; JG 2b-5, 10; monogr.] II-6
nok vorst: viǝs (Beverst) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
noodbed, kermisbed paljas: pəljas (Beverst) noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)] III-2-1
noten afslaan boken: nijət wènj gebōakt (Beverst) noten afslaan [ZND 36 (1941)] III-2-3
o.l.v.-hemelvaart halfoogst: haaf ougs (Beverst), half oogst (Beverst), zutendaal-lieve-vrouw: zutendaal lievrouw (Beverst) Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)] III-3-2