30537 |
regenpijp |
buis:
bęjs (Q072p Beverst),
goot:
gō(h)ǝt (Q072p Beverst),
gōǝt (Q072p Beverst)
|
De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.]
II-9
|
24308 |
regenworm |
piering:
pīriŋ (Q072p Beverst)
|
pier, aardworm [ZND 14 (1926)]
III-4-2
|
17904 |
reiken naar |
reiken naar:
rējkə (Q072p Beverst)
|
reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34616 |
rem van de wagen |
mechaniek:
mekǝnik (Q072p Beverst)
|
De rem komt vrijwel alleen voor bij de wagen. Er bestaan verschillende systemen. Essentieel hierbij is echter dat steeds een remblok tegen de rond de velg van het wiel bevestigde metalen band kan schuren. De informant van Q 099q vermeldt het volgende: "Vroeger werd de rem door middel van een zwengel aangedraaid. Thans wordt de rem in werking gesteld door een ijzeren hefboom. Deze ijzeren staaf heeft aan het losse uiteinde een ketting, die vastgemaakt wordt aan een haak, welke zich bevindt aan de zijkant van de karbak. Het is dus een vereenvoudiging, de zwengel is vervangen door een hefboom.". De respondent van P 48 omschrijft de wagenrem als een "blok met ketting aan as om te remmen. [N 17, 40 + 44j + 49 + 50b + 99 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c; monogr.]
I-13
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletske (Q072p Beverst)
|
kleine hoeveelheid drank die onder in een glas overblijft [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
24230 |
restant vogels |
fluiter?:
smient (46 bruine kop met gele bles; grijs boven; maakt fluit geluid; trek en winter
flēi̯tər (Q072p Beverst)
|
smient [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34281 |
resten van het eten van dieren |
orten (mv):
ørtǝ (Q072p Beverst)
|
[L 34, 77b]
I-11
|
17789 |
reuk |
reuk:
reək (Q072p Beverst)
|
een reuk [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
25438 |
reuzel |
veer:
vęjr (Q072p Beverst)
|
Bladvet, vetweefsel tegen de achtervlakte van de buik bij varkens. Het zijn twee platen vet. Men hangt ze op een stok te drogen (P 107a) en vervolgens worden ze in vierkante stukjes gesneden. Algemeen gebruik is dat deze vierkante stukjes worden gebraden tot "kaantjes". Het vet dat na het uitbakken overblijft, gebruikt men als smeer- of bakvet. [N 28, 75; N 28, 76; monogr.]
II-1
|
20633 |
reuzel, bladvet |
veer:
bladvet of reuzelvet (ligt tegen de ribben beste soort
vēͅr (Q072p Beverst),
vet:
er zijn 2 soorten: bladvet of reuzelvet (ligt tegen de ribben) en darmenvet (rond de darmen)
veͅt (Q072p Beverst)
|
bladvet, reuzelvet [Goossens 1a (1955)] || varkensvet [Goossens 1a (1955)]
III-2-3
|