e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
runderhorzel, horzel horzel: hossel (Beverst), koevlieg: kuvlī‧x (Beverst), ronker: ro.ŋkər (Beverst), stopper: stopər (Beverst) horzel [ZND 27 (1938)] || insect dat koeien steekt 1 [Goossens 1a (1955)] || kwaadste insect (geel; slechts in mei, juni) [Goossens 1a (1955)] || paardshorzel, insect dat zijn eitjes legt onder de huid van de koeien [Goossens 1a (1955)] III-4-2
runderhorzellarve made: mui (Beverst), worm: weͅrm (Beverst) worm vdit laatste insect [Goossens 1a (1955)] III-4-2
rundvee beesten: bɛi̯stǝ (Beverst) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rusten rusten: reste (Beverst), restə (Beverst) rusten [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
ruw winterhanden: winterhān (Beverst) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
ruw worden openblotten: lippə bloote op (Beverst) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
sabbelen sabberen: zabərə (Beverst) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sacramentsprocessie omgangsprocessie (<lat.): umgangspreesse (Beverst) Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)] III-3-3
samenklonteren knoddelen: knǫdǝlǝ (Beverst) Samenpakken, samenklonteren van meel. [JG 1a] II-3
samenspannen beteengaan: dij goan bedeen (Beverst), beteenheulen: dè twē hijlə bədēn (Beverst), bijeenspannen: daai twee spannen be-ein (Beverst), een zijn: dij zin een (Beverst) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] III-3-1