19282 |
slim |
slim:
sløm (Q072p Beverst)
|
slim [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
17695 |
slokdarm |
slokdarm:
slukdeͅrm (Q072p Beverst),
strot:
strowǝt (Q072p Beverst),
strōǝt (Q072p Beverst)
|
slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)] || Spierachtige buis die de keel met de maag verbindt. [N 28, 78]
II-1, III-1-1
|
32235 |
sluif |
buis:
bǫws (Q072p Beverst)
|
Het om beide uiteinden van de trekschei bevestigde platte, rechthoekig gebogen ijzer waaraan de trekkettingen of trekstrengen worden vastgemaakt. Zie ook de lemmata ɛtrekscheiɛ en ɛuitstekende delen van de trekscheiɛ in wld I.13, pag. 42 - 43.' [JG, 1a]
II-12
|
17577 |
sluik haar |
stekelhaar:
stīkəlhōər (Q072p Beverst)
|
recht, sluik haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17836 |
sluimeren |
sluimeren:
sleͅimərə (Q072p Beverst)
|
sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21175 |
sluisdeur |
sluis:
slǫws (Q072p Beverst)
|
Sluisdeur, bestaande uit een vijftal planken die horizontaal op twee vertikaal staande planken zijn bevestigd. Zie ook afb. 68. Volgens Janssen (pag. 33) werden de planken vroeger met pinnen -lange houten nagels met vierkante kop- op de balken vastgemaakt. Later werden de pinnen vervangen door grote ijzeren schroeven. [Vds 38; Coe 19; Jan 34; Grof 50; Grof 56; monogr.]
II-3
|
25505 |
sluiting aan de ovendeur |
grendel:
griŋǝl (Q072p Beverst)
|
Getuige de opgaven komen er verschillende manieren van sluiten voor variërend van heel eenvoudige tot meer technische. Volgens de informant van P 56 wordt er daar simpelweg een stok tegen de ovendeur geplaatst. Volgens de zegspersoon uit L 372 gebeurt dit sluiten met een (kløpǝl) door de boer, terwijl de bakker gebruik maakt van een (sxǫw). [N 29, 2c; N 29, 2a; N 29, 2b]
II-1
|
33460 |
sluitpin onder aan een poortvleugel |
sluitijzer:
slǫu̯tɛi̯zǝr (Q072p Beverst)
|
Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c]
I-6
|
33957 |
sluitriem |
riempje:
rī.mkǝ (Q072p Beverst)
|
Riempje waarmee de delen van het haamslot op hun plaats gehouden worden. [JG 1a; N 36, 13]
I-10
|
33459 |
sluitstang boven aan een poortvleugel |
sluitijzer:
slǫu̯tɛi̯zǝr (Q072p Beverst)
|
Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b]
I-6
|