| 34293 |
tuierpaal |
pag:
pax (Q072p Beverst),
tuierpaal:
tei̯ǝrpoǝl (Q072p Beverst),
tuierpag:
tē̜rpax (Q072p Beverst),
tē̜ǝrpax (Q072p Beverst)
|
De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71]
I-11
|
| 34291 |
tuierplaats |
tuier:
tē̜i̯ǝr (Q072p Beverst)
|
Cirkelvormig stuk weiland dat een getuierde koe of geit kan afgrazen. [N 14, 72; monogr.]
I-11
|
| 30191 |
tuinen |
repareren:
rǝpǝrejrǝ (Q072p Beverst)
|
Vlecht- en pleisterwerk herstellen of vernieuwen. Het lemma bevat algemene benamingen voor het herstelwerk aan vakwerk, maar ook termen die specifiek het repareren van het pleisterwerk ('bijplekken', 'bijklenen', 'plaasteren', etc.) of het aanbrengen van nieuw vlechtwerk ('hervitsen', 'opnieuw vitsen', etc.) aanduiden. Het woordtype 'tuinen' is ook in L 332, Q 28 en Q 98 bekend. Het wordt daar echter uitsluitend gebruikt voor het dichten van hagen of het afrasteren van weilanden. [N 4A, 53i]
II-9
|
| 33542 |
tuinkervel |
kelver:
kelver (Q072p Beverst),
keͅlvər (Q072p Beverst),
kervel:
kervel (Q072p Beverst)
|
[Goossens 1b (1960)]kervel [ZND 01 (1922)]
I-7
|
| 30188 |
tuinmuur |
gevitste muur:
gǝfęts˱dǝ mīr (Q072p Beverst),
wand:
wānt (Q072p Beverst)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
| 34204 |
tussenklauwontsteking |
gekloven schoenen:
gǝkloǝvǝ šūn (Q072p Beverst)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|
| 32958 |
tweede klaveroogst |
tweede schaar:
twīǝdǝ šōǝr (Q072p Beverst)
|
In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c]
I-3
|
| 33263 |
tweede klaversnede |
tweede schaar:
twęi̯dǝ šǭr (Q072p Beverst)
|
Zoals het nagras meestal van betere kwaliteit is dan de eerste snede, zo is ook de tweede snede klaver een gezochte soort groenvoer. Vergelijk aflevering I.3, paragraaf 6: Nagras. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [JG 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
| 23251 |
tweede luiden voor de mis |
opluiden:
kwartier ervoor
het let ap (Q072p Beverst)
|
Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
| 20427 |
tweeling |
kweeling:
kweĭleeng (Q072p Beverst)
|
tweeling [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|