34155 |
verdrogen |
nalaten:
noǝlø̜tǝ (Q072p Beverst)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
34167 |
verdroogde kalf |
verdroogd kalf:
vǝrdrejxt kāf (Q072p Beverst)
|
Kalf dat na afgestorven te zijn zonder bederf in de baarmoeder blijft zitten. [N 3A, 42]
I-11
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (Q072p Beverst)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
30735 |
verflaag |
couche:
kuš (Q072p Beverst),
laag verf:
loax ˲vɛrǝf (Q072p Beverst)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
19597 |
vergiet |
zijgbaar:
zeiboər (Q072p Beverst)
|
vergiet, doorslag [ZND 45 (1946)]
III-2-1
|
21399 |
verkeren |
caresseren (<fr.):
Van Dale: caresseren (<Fr.), liefkozen, strelen, meest fig.
kerressêre (Q072p Beverst),
vrijen:
vrije (Q072p Beverst)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
caresseren:
kerressêre (Q072p Beverst),
vrijen:
vrije (Q072p Beverst)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18002 |
verkleumd |
verkild:
verkilt (Q072p Beverst),
vərkøͅlt (Q072p Beverst)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
(het heeft de) strengel:
stręŋǝl (Q072p Beverst),
verkoud:
`ch ben verkād (Q072p Beverst),
ich bøn verkād (Q072p Beverst)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
I-9, III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
dje goat n ka pakkə (Q072p Beverst),
ich heb n ka gepak (Q072p Beverst),
anders: bos
ene kaa op `t hat (Q072p Beverst)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|