e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlier toetelarenhout: gecombineerd met ZND 8 055, idem  toetelerrenhōt (Beverst), vlierstruik: gecombineerd met ZND 8 055, idem  flirstrauk (Beverst) vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)] III-4-3
vlinder pepel: pi:pəl (Beverst), piepel (Beverst, ... ) vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 08 (1925)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vloermortel chape: šap (Beverst  [(kurk-beton)]  ) Mortel voor het leggen van een gladde vloerlaag. Volgens de invuller uit Q 83 werd de 'chape' ('šap') samengesteld uit 'Rijnzavel' ('ręjnzǭvǝl') en 'cement' ('sǝm'nt'). Wanneer de vloer met parket belegd moest worden werd er kurk door de mortel gemengd. Daardoor kon er later beter in de vloer gespijkerd worden. Ook in P 176 werd vloermortel aangemaakt met 'Rijnzavel' ('rē̜nzǭvǝl') en 'pure cement' ('pȳrǝ sǝm'nt'). In L 318b werd een gestorte cementvloer 'de dek' ('dǝn dęk') genoemd. In Q 111 en Q 113 bestond een betonnen vloer uit twee lagen. De gladde bovenlaag, de 'fijne schicht' ('fīn šix') werd met cementmortel gemaakt. De term 'schuurspijs' werd in Q 19 zowel gebruikt voor mortel voor het afwerken van muren als van vloeren. Wanneer het de afwerking van een muur betrof werd de mortel opgeschuurd met een houten 'plets' ('pl'tš'), terwijl de vloer met een stalen 'gletter' ('gl'tǝr') gelijk gemaakt werd. Zo'n 'gletter' voor de vloer was soms een meter lang. 'Schuurspijs' werd verwerkt door de stucadoor. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(spijs)', '-(specie)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 38f; monogr.] II-9
vloertegel tichel: teͅxəl (Beverst) een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)] III-2-1
vlug gauw: gau (Beverst) haastig [ZND 26 (1937)] III-1-4
vlug lopen hel lopen: heͅl lōəpə (Beverst) lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)] III-1-2
vlugger allez: alēi̯ (Beverst), ho: (Beverst) Voermansroep om het paard sneller te doen gaan. [N 8, 95g] I-10
vocht afscheiden snoeren: snīrǝ (Beverst) [N 8, 45, 46 en 48] I-9
vochtafscheiding uit de tepels als teken van zwangerschap (ze heeft) stoppen: stø̜p (Beverst  [(aan de demen zijn stipjes of stopjes gestold vocht merkbaar)]  ) Er zijn diverse uitdrukkingen ter aanduiding van de komende geboorte van het veulen. De eerste tekenen die op een naderende geboorte wijzen, zijn de volgende: de merrie wordt onrustig en drentelt door haar stal, terwijl ze regelmatig tekenen van krampen en pijn (weeën) vertoont. De hars die zich aan de spenen heeft gevormd, druipt er nu af en de banden zijn los, d.w.z. de spieren aan beide zijden van de staartwortel zijn slap. [N 8, 51] I-9
vod vod: vod (Beverst) Vod. Met een vod afkuisen [ZND 37 (1941)] III-1-3