29037 |
dresseren |
instrijken:
ęnstręjkǝ (Q083p Bilzen),
rekken:
rękǝ (Q083p Bilzen),
uitrekken:
ǫwtrękǝ (Q083p Bilzen),
uitzetten:
ǫwtzętǝ (Q083p Bilzen)
|
Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen vóór het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a]
II-7
|
19387 |
dressoir |
glazenkast:
glōͅzəkas (Q083p Bilzen),
vitrinekast:
vitrenkas (Q083p Bilzen)
|
dressoir [N 56 (1973)]
III-2-1
|
32024 |
drevel, deuvel |
pin:
pen (Q083p Bilzen)
|
Rondhouten pen die met lijm in zuiver passende gaten wordt bevestigd. Zie ook afb. 126. De timmerman gebruikt drevels onder meer bij hoekverbindingen en de wagenmaker om segmenten van velgen van karwielen met elkaar te verbinden. Zie voor dit laatste ook het lemma ɛverbindingspennenɛ in Wld I.13, pag. 18. Govie is volgens het Maastrichts woordenboek (pag. 123) de benaming voor een ø̄houten pen ter verbinding van twee plankenø̄.' [N 54, 38a; A 32, 9; monogr.]
II-12
|
28869 |
driehoek |
drie-/drijhoek:
drāj(h)uk (Q083p Bilzen),
driehoek:
drājhuk (Q083p Bilzen),
drājuk (Q083p Bilzen),
winkelhaak:
weŋkǝlhuǝk (Q083p Bilzen),
weŋkǝluǝk (Q083p Bilzen),
zetplank:
zętplaŋk (Q083p Bilzen)
|
Een houten teken- en meetinstrument in de vorm van een uitgesneden driehoek met ofwel één hoek van 90o, één van 60o en één van 30o, ofwel één hoek van 90o en twee van 45o. Het is bij voorkeur gemaakt van een houtsoort die niet trekt of splintert (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 3. [N 59, 3a; N 59, 3c] || Een houten tekeninstrument in de vorm van een dichte of uitgesneden driehoek met één hoek van 900. De driehoek wordt gebruikt om verschillende soorten hoeken af te kunnen schrijven en te controleren. [N 53, 190a]
II-12, II-7
|
31387 |
driekantige vijl |
drie-/drijhoekige vijl:
drāj(h)ukegǝ vājl (Q083p Bilzen),
drie-/drijkantige vijl:
drājkantegǝ vājl (Q083p Bilzen)
|
Stalen vijl waarvan het blad driehoekig van doorsnede is en vanaf het midden naar het uiteinde iets spits toeloopt. De vijl wordt onder meer gebruikt bij het bewerken van hoeken, het ruimen van gaten en het scherpen van zaagtanden. Verschillende informanten gaven dan ook als antwoord op de vraag naar de "driekantige vijl" een variant van het woordtype zaagvijl/zagenvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "zaagvijl". Zie ook afb. 104. [N 33, 97; N 33, 103; N 64, 53b]
II-11
|
29827 |
drieklezoor |
drie-/drijkwart(s)steen:
drājkwartstēn (Q083p Bilzen)
|
Driekwart deel van een metselsteen. De term drieklezoor kan volgens Coopman (pag. 34) ook worden gebruikt voor een stuk metselsteen dat de volle breedte maar slechts de helft van de lengte heeft. De drieklezoor wordt daarom ook wel halve steen genoemd. [N 31, 19b; monogr.]
II-8
|
22480 |
driekoningen |
driekoningen:
draajkiëninge (Q083p Bilzen),
Draajkiëninge (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
draajkiëninge (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
de naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
27465 |
driepoot |
drie-/drijpikkel:
drājpekǝl (Q083p Bilzen),
voet:
vūt (Q083p Bilzen),
vorkje:
vęrkskǝ (Q083p Bilzen)
|
IJzeren standaard met drie poten waarop men lange stukken ijzer kan laten rusten, bijvoorbeeld wanneer één uiteinde ervan in het smidsvuur wordt verhit. Zie ook afb. 2. [N 33, 236] || Steun die onder de schoot van de kar gezet wordt en die gebruikt wordt bij het oogsten en eventueel bij het smeren van de as. Voor de woordtypes knecht, kracht, wip, krik en hun samenstellingen is er overlap met de benamingen voor de karwip (zie dat lemma in wld II.11), een hefboom die ook gebruikt wordt bij het smeren van de as. [N 17, 80; JG 1d]
I-13, II-11
|
30328 |
drievleugelraam |
venster met drie vleugels:
venstǝr męt˱ drāj vliǝgǝls (Q083p Bilzen)
|
Raam met drie vleugels van al dan niet gelijke afmeting. Bij een drievleugelraam kunnen doorgaans het middelste of de twee buitenste vleugels geopend worden. [N 55, 57]
II-9
|
18866 |
driftig |
driftig:
driftig (Q083p Bilzen),
kwaad:
koud (Q083p Bilzen),
kou̯d (Q083p Bilzen)
|
driftig [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|