20499 |
drinken |
drinken:
drĕnken (Q083p Bilzen),
lessen:
lèsse (Q083p Bilzen)
|
de dorst doen ophouden (lessen) [N 80 (1980)] || drinken [Willems (1885)]
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glaos (Q083p Bilzen),
glòs (Q083p Bilzen),
gəloas (Q083p Bilzen),
pint:
pīnt (Q083p Bilzen)
|
drinkglas [RND] || glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
22089 |
drinktafel |
bankje:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
’t bênkske (Q083p Bilzen),
drinktafel:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
de drinktoffel (Q083p Bilzen)
|
de tafel waarop de drinkbak geplaatst wordt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20564 |
droesem |
dras:
dras (Q083p Bilzen),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
drass (Q083p Bilzen),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m (koffie)
dras (Q083p Bilzen),
droesem:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m (wijn)
droezem (Q083p Bilzen)
|
bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] || droesem [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
20507 |
dronkaard |
zattelemme:
zaotelêmme (Q083p Bilzen),
zatzak:
zaotzak (Q083p Bilzen)
|
iemand die voortdurend dronken is (dronkaard) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20635 |
dronken |
zat:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
zoaët (Q083p Bilzen),
zōͅt (Q083p Bilzen)
|
dronken [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
22043 |
droog snot |
droog snot:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
’t dreig snot (Q083p Bilzen),
koppijn:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
koppaajn (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen en krop zonder afscheiding (droog snot)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25128 |
droog weer |
droog:
dreejch (Q083p Bilzen)
|
droog [RND]
III-4-4
|
29718 |
droogplaats |
baan:
bǭn (Q083p Bilzen)
|
Het gedeelte van de steenbakkerij waar de vormelingen werden omgeslagen om te drogen tot ze hanteerbaar waren. De droogplaats werd voor de campagne gëgd, zonodig met zand opgevuld en met een verzwaard raamwerk gesleept, zodanig dat het oppervlak naar de kanten licht afhelde. Vervolgens werd het geheel gewalst - Geuskens, pag. 97. Drie meter breedte van de baan werd in Q 17 een zats (zats) genoemd. Was zoɛn stuk volgelegd, dan werd de vormtafel verplaatst. Zie ook het lemma ɛomzettenɛ.' [N 98, 95; monogr.]
II-8
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
(de koe) stē drɛi̯x (Q083p Bilzen)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|