e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebluste kalk geleste kalk: gǝlęs˱dǝ kalk (Bilzen), plekkalk: plɛkkalk (Bilzen) Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.] II-9
geboorte steunpunt: stø̄npønt (Bilzen) De plaats waar de boog aan weerszijden tegen de rest van het metselwerk rust. De stenen in de muur moeten hier, om aansluiting te geven, behakt worden. In Q 121 spreekt men dan van 'geschoren stenen' ('jǝšōrǝ štęŋ'). Volgens de invuller uit Q 97 telt een poortboog altijd een oneven aantal stenen. [N 32, 19a; monogr.] II-9
geboortefeest babyborrel: (men offreert) soekkerklitse; tegenwoordig heet dit evenement "ne babyborrel", maar dit is bezwaarlijk als dialect te bestempelen)  / (Bilzen), doopfeest: doopfeis (Bilzen, ... ), doopfeis (kaffei ên vloj) (Bilzen), suikerklitsenfeest: soekkerklitsefeis (Bilzen) het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)] [N 112 (2006)] III-3-2
gebouw bètiment (fr.): batəmeͅnt (Bilzen, ... ), gebouw: gəbo (Bilzen), gəbō (Bilzen), gəboͅu̯ (Bilzen, ... ) een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)] III-2-1
gebrekkig gebrekkelijk: gebrekkelik (Bilzen) gebrekkig [ZND 01 (1922)] III-1-2
gebrekkig persoon arm schaap: ən ērm šoep (Bilzen), Algemeen  en erm schoëp (Bilzen), kreupele, een -: ne krièpele (Bilzen), kromme, een -: Subst.  ne kroĕmme (Bilzen), lamme, een -: ne loame (Bilzen), Subst.  ne laome (Bilzen), scheve, een -: ne scheeve (Bilzen) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] || Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (hompe(le)n, manken, lammen, mank lopen). [N 107 (2001)] III-1-2
gebroeders; niet gebruiken gebroers: gəbrū.rs (Bilzen) gebroeders [ZND m] III-2-2
gebruik gebruik: gebreik (Bilzen), gewente: gewente (Bilzen, ... ), gĕwente (Bilzen), gəwəntə (Bilzen) Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] || Gebruik. [ZND 01 (1922)] III-3-2
gebruiken met driekoningen driekoningen zingen: Draajkiëninge zènge (Bilzen), sterzingen: stêrzènge (Bilzen), zwarte koning vieren: zwatte kiëning viere (Bilzen), zwatte kiëninge viere (Bilzen) de naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari] [N 112 (2006)] III-3-2
gecombineerde houtbewerkingsmachine combinée: kǫmbinē (Bilzen) Houtbewerkingsmachine waarmee men kan vlakschaven, op dikte schaven, boren en zagen. Een dergelijke machine wordt vooral in grotere houtbewerkende bedrijven gebruikt. [N 53, 87; monogr.] II-12