30037 |
gebluste kalk |
geleste kalk:
gǝlęs˱dǝ kalk (Q083p Bilzen),
plekkalk:
plɛkkalk (Q083p Bilzen)
|
Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.]
II-9
|
20183 |
geboorte |
steunpunt:
stø̄npønt (Q083p Bilzen)
|
De plaats waar de boog aan weerszijden tegen de rest van het metselwerk rust. De stenen in de muur moeten hier, om aansluiting te geven, behakt worden. In Q 121 spreekt men dan van 'geschoren stenen' ('jǝšōrǝ štęŋ'). Volgens de invuller uit Q 97 telt een poortboog altijd een oneven aantal stenen. [N 32, 19a; monogr.]
II-9
|
22513 |
geboortefeest |
babyborrel:
(men offreert) soekkerklitse; tegenwoordig heet dit evenement "ne babyborrel", maar dit is bezwaarlijk als dialect te bestempelen)
/ (Q083p Bilzen),
doopfeest:
doopfeis (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
doopfeis (kaffei ên vloj) (Q083p Bilzen),
suikerklitsenfeest:
soekkerklitsefeis (Q083p Bilzen)
|
het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
19725 |
gebouw |
bètiment (fr.):
batəmeͅnt (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
gebouw:
gəbo (Q083p Bilzen),
gəbō (Q083p Bilzen),
gəboͅu̯ (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
18144 |
gebrekkig |
gebrekkelijk:
gebrekkelik (Q083p Bilzen)
|
gebrekkig [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
18145 |
gebrekkig persoon |
arm schaap:
ən ērm šoep (Q083p Bilzen),
Algemeen
en erm schoëp (Q083p Bilzen),
kreupele, een -:
ne krièpele (Q083p Bilzen),
kromme, een -:
Subst.
ne kroĕmme (Q083p Bilzen),
lamme, een -:
ne loame (Q083p Bilzen),
Subst.
ne laome (Q083p Bilzen),
scheve, een -:
ne scheeve (Q083p Bilzen)
|
een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] || Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (hompe(le)n, manken, lammen, mank lopen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
20161 |
gebroeders; niet gebruiken |
gebroers:
gəbrū.rs (Q083p Bilzen)
|
gebroeders [ZND m]
III-2-2
|
22436 |
gebruik |
gebruik:
gebreik (Q083p Bilzen),
gewente:
gewente (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
gĕwente (Q083p Bilzen),
gəwəntə (Q083p Bilzen)
|
Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] || Gebruik. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
22437 |
gebruiken met driekoningen |
driekoningen zingen:
Draajkiëninge zènge (Q083p Bilzen),
sterzingen:
stêrzènge (Q083p Bilzen),
zwarte koning vieren:
zwatte kiëning viere (Q083p Bilzen),
zwatte kiëninge viere (Q083p Bilzen)
|
de naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
31878 |
gecombineerde houtbewerkingsmachine |
combinée:
kǫmbinē (Q083p Bilzen)
|
Houtbewerkingsmachine waarmee men kan vlakschaven, op dikte schaven, boren en zagen. Een dergelijke machine wordt vooral in grotere houtbewerkende bedrijven gebruikt. [N 53, 87; monogr.]
II-12
|